Terugkeer van kwetsbare Nederlandse kinderen moet onderdeel worden van het Nederlands beleid

Op 9 juni j.l. bracht de Nederlandse overheid voor het eerst twee kinderen van Nederlandse strijders uit Syrië terug naar Nederland. UNICEF Nederland vindt het een positieve ontwikkeling dat de Nederlandse regering actief betrokken is bij de terugkeer van twee kwetsbare kinderen uit Syrië, maar betreurt dat het kabinet spreekt van een eenmalige reddingsactie.

Dit betekent dat er geen plan is om de andere kinderen van Nederlandse strijders die nog steeds onder erbarmelijke omstandigheden vastzitten in Syrië en Irak te helpen. Nederland voldoet hiermee niet aan haar internationale beschermingsverplichting zoals afgesproken het VN-Kinderrechtenverdrag.

Recht op bescherming

Na het terugtrekken van gewapende groepen uit Syrië en Irak verblijven er tienduizenden mensen in Syrische en Irakese opvangkampen, waaronder veel kinderen. Het repatriëren en in veiligheid brengen van deze kwetsbare kinderen met een Nederlandse achtergrond vormt geen onderdeel van het Nederlands beleid. Deze kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en hun ouders zijn niet in staat hen te beschermen. Het is aan Nederland om deze taak op zich moet nemen.

Een kind is een kind. De kinderen van Nederlandse strijders zijn in de eerste plaats gewone kinderen, die leven in zeer ongewone en gevaarlijke omstandigheden. Net als alle andere kinderen hebben ook zij rechten, waaronder het recht op bescherming en nationaliteit. Zij zijn niet verantwoordelijk voor de daden van hun ouders. Zij zijn slachtoffers, geen daders.

Volgens UNICEF en het VN-Kinderrechtenverdrag hebben landen de verantwoordelijkheid om deze kinderen te helpen en te voorkomen dat zij staatloos worden. Kinderen hebben namelijk het recht om terug te keren naar het land van hun ouder, als dat in hun belang is.

Noodsituatie

Bescherming is hard nodig. Op dit moment verblijven nog duizenden kinderen in Koerdische opvangkampen in Syrië onder erbarmelijke omstandigheden, waaronder 85 tot 100 Nederlandse kinderen. Negentig procent van de kinderen is jonger dan 9 jaar.

Velen verblijven in het kamp Al Hol, in het noordoosten van Syrië. Naar schatting zitten er nu 75.000 mensen, terwijl er capaciteit is voor 40.000.

De kinderen in het kamp betalen een hoge prijs voor de keuzes van hun ouders. De situatie is mensonterend. Het is onveilig en er is een tekort aan basisvoorzieningen, zoals schoon drinkwater, kleding en medicijnen. Veel kinderen zijn ondervoed, ziek, verzwakt en getraumatiseerd. Veel kinderen verblijven er alleen, zonder familie.

Er moet dringend een duurzame oplossing komen. UNICEF Nederland vraagt het kabinet met nadruk om haar verantwoordelijkheid te nemen door deze kinderen met Nederlandse achtergrond zo snel mogelijk in veiligheid te brengen en terugkeer naar Nederland te faciliteren. UNICEF kan daarbij helpen.

Oplosbaar

Het is begrijpelijk dat de eventuele terugkeer van vrouwen en kinderen bij sommigen zorgen en zelfs angst oproepen. UNICEF beseft ook dat het niet eenvoudig is om getraumatiseerde en geïndoctrineerde kinderen te helpen en heeft begrip voor de zorgen in de landen die ermee geconfronteerd worden. Het vergt coördinatie en politieke moed, maar het is niet onmogelijk. Ervaring leert dat kinderen die opgroeien in een ongewone en extreme situatie met de juiste begeleiding kunnen re-integreren. Ook als er sprake is geweest van indoctrinatie. Bovendien: juist door deze getraumatiseerde kinderen te helpen, voorkomen wij dat ze radicaliseren en een veiligheidsrisico voor zichzelf en voor anderen vormen.

UNICEF staat klaar om hulp en ondersteuning te bieden bij de terugkeer en het re-integratieproces. Het is voor ons simpelweg geen optie om deze kinderen aan hun lot over te laten. Deze kinderen hebben recht op bescherming en hebben dringend hulp nodig.

Het kabinet heeft de eerste stap gezet, het is belangrijk dat er nu snel een duurzame oplossing komt voor alle Nederlandse kinderen van in Syrië en Irak. Dat betekent: terugkeer naar Nederland als dat in hun belang is.

Bron: UNICEF